Inmiddels zitten we in een klein hotel, the Arab Women Union guesthouse, in Beit Sahour, een stadje vlakbij Bethlehem. Drie christelijke stromingen claimen dat hier de herdertjes bij nachte in het veld naast hún kerkgebouw lagen. Een deel van de Fanfare is met onze Nederlandse reisleidster en enkele Palestijnse vrienden naar de kroeg. Maar ik ben te moe. Vanmorgen stonden we om kwart over zeven op om op tijd naar Hebron te vertrekken. Het circus gaf daar rond de middag zijn voorstelling in een klein cultureel centrum. De laatste circusvoorstelling waaraan wij bijdroegen.
De zaal zat helemaal vol met kinderen en moeders, vrij jonge vrouwen met hoofddoekjes. Ik schat zo'n 500 tot 600 personen. Hebron is wat conservatiever dan sommige andere gebieden. We vermaakten buiten de wachtende kinderschaar, lagereschoolleeftijd en jonger en erg schattig, met swingende nummers die we uit het hoofd speelden, op een rij staand op een betonnen plantenbak tegen de voorgevel van het gebouw. Het was een groot succes. Daarna binnen ons Palestijnse repertoire. Meezingend en klappend publiek. Vooral Unadikum, een bekend Palestijns protestlied, oogst overal veel waardering. Maar ook een volksliedje als Ween a Ramallah of het kinderliedje Immi Rahat Titsawwaq, (mijn moeder deed de boodschappen en mijn oma bakt een omelet), kent iedereen. In deze kleine, wat intieme omgeving komen de circusvoorstelling en ons optreden beter tot hun recht dan gisteren voor de ongeveer duizend bezoekers in het enorme amfitheater van Nablus. Van grote afstand miste je daar subtiele detail van de circusvoorstelling en zag alles er in de diepte nogal miniatuur uit. Terwijl wij daar na afloop nog wat nummers speelden zag je hoger op de tribune de aandacht verslappen. Mensen gingen met elkaar praten, stapten op (misschien was het ook wel etenstijd, tegen acht uur 's avonds). Middenin een nummer positioneerde een moeder haar drie kleine kinderen een voor een ongeveer ín de eerste rij van de Fanfare voor een foto. Heel schattig, maar niet goed voor onze concentratie. Vandaag onderweg naar Hebron: uitgestrekte boomgaarden op terrassen tegen de bergen. Vooral olijven, veel fruit. Mooie vergezichten. Ergens moeten er ook druiven groeien, want er is Palestijnse wijn te koop. Steengroeven met grote witte blokken voor de bouw. De belangrijkste Palestijnse exportproducten zijn olijven en stenen, hoorden we. De leerindustrie (schoenen) gedijt slechter door goedkope import uit China. Onze reisleidster wees op een zwaar vervuild stroompje: joodse nederzettingen die je overal bovenop heuvels ziet, laten hun riolering lekker makkelijk op het water uitkomen, Palestijns gebied in, terwijl de Palestijnse steden en dorpen zuiveringsinstallaties voor hun riolering hebben. Hebron is de enige stad met kolonisten binnen de grenzen. Ongeveer 400 orthodox-joodse kolonisten hebben zich in het centrum gevestigd. De stad is van hen, want Jahweh heeft het beloofd. Over de gevolgen voor de 200.000 andere inwoners kun je lezen in de weblog van Ardi
|